Verklarende woordenlijst - diergeneeskundige termen met betrekking tot kat en hond
A B C D E F G H I J K L
M N O P Q R S T U V W X Y Z
gebruik de F3 toets (of CTRL-F) om een zoekterm in te typen |
|
A A A a |
|
abces | Gezwel. |
abortus | Letterlijk: ontijdige geboorte of miskraam. Abortus (arte) provocatus of opzettelijke vruchtafdrijving is de medische term voor het voortijdig afbreken van een zwangerschap door (medisch) ingrijpen. |
acetonemie | Slepende melkziekte. Aandoening bij runderen. |
adsorbens | Absorberende stof. |
adstringens | Samentrekkend geneesmiddel (huid). |
agglutinatie | Klontering van rode bloedlichaampjes. |
agitatie | Zenuwachtige opwinding. |
agonist | Geneesmiddel dat door zijn tegengestelde werking de werking van een ander geneesmiddel bevordert. |
Alanine aminotransferase (ALAT/GPT) | De GPT is een enzym dat zeer specifiek is voor de lever. Het komt vrij in het bloed bij beschadiging van levercellen. Lichte verhogingen van de GPT-waarde in het bloed kunnen vóórkomen in het kader van koorts of darmontsteking. Bij een matige tot sterke of een aanhoudende verhoging is dit een aanwijzing voor een leveraandoening. Bij verhoogde waarden van de AF en/of de GPT is het verstandig om in het bloed ook de galzuren te bepalen, als aanvulling op het leveronderzoek. |
alkalische fosfatase (AF) | Alkalische fosfatase is een enzym (=eiwit), dat méér wordt geproduceerd bij lever- en botaandoeningen en bij gebruik van bepaalde medicamenten die corticosteroïden bevatten. De meest voorkomende oorzaken voor verhoogde AF-waardes in het bloed: Leveraandoeningen, uitgebreide botaandoeningen en toediening of een te hoge eigen productie van corticosteroïden. |
allergie | Ongewenste reactie van het afweerapparaat op lichaamsvreemde stoffen. |
alopecie | Haaruitval. |
amyloïdose | Algemene term voor een verzameling van ziekten die resulteren in een abnormale afzetting van amyloïde eiwitten door het hele lichaam. Het ontstaat door een ontsteking, waarbij bepaalde chemicaliën worden aangemaakt en in de bloedbaan komen. |
analgeticum | Middel ter stilling van pijn zonder bewustzijnsverlies te veroorzaken. |
analgetisch | Met betrekking op pijn. |
anaphylactische shock | Een (soms levensbedreigende) allergische reactie op een (ent)stof. Behandeling met corticosteroïden wordt in een dergelijk geval geadviseerd. |
anafylaxie | Zie anaphylactische shock |
anemie | Bloedarmoede. |
anesthesie | Gehele proces van volledige narcose: dus van pre-medicatie tot narcose. |
anorexia | Toestand waarin geweigerd wordt voedsel tot zich te nemen. Dit kan diverse oorzaken hebben (lichamelijk en geestelijk). |
anorganisch fosfaat | Het fosfaatgehalte in het bloed geeft informatie over de ernst van een eventuele nierafwijking. Bij verhoging van het fosfaatgehalte is slechts 15% van het nierweefsel nog functioneel. |
antagonist | Een antagonistische stof remt indirect de werking of een specifieke bijwerking van een geneesmiddel. |
anthelminticum | Ontwormingsmiddel. |
anti-emeticum | Middel tegen misselijkheid en/of braken. |
anti-inflammatoir | Ontstekingsremmend. |
anti-pyretisch | Koortsremmend. |
antidiarrhoïca | Diarreeremmer. |
antibiogram | Test waarin bepaald wordt hoe sterk een antibioticum de groei remt van de bacterie. |
antiflogisticum | Middel dat de ontsteking tegen gaat. |
antigeen | Een antigeen (ook wel antigen) is een (macro)molecuul dat in staat is een reactie van het afweersysteem op te wekken waarbij antistoffen worden aangemaakt. Virussen of bacteriën kunnen op deze manier herkend worden als lichaamsvreemd, en de afweerreactie komt op gang, waardoor hopelijk genezing bereikt zal worden (bron: Wikipedia) |
antimycoticum | Middel met een schimmeldodende of schimmelwerende werking. |
aortastenose | Vernauwing van de uitstroomopening van de linker hartkamer. |
aplastische anemie | Aplastische anemie is een vorm van anemie (bloedarmoede) die gekenmerkt wordt door een tekort aan alle soorten bloedcellen, zowel aan witte en rode bloedcellen als aan bloedplaatjes. |
apneu | Tijdelijke onderbreking van de ademhaling. |
argyosis | Zilververgiftiging. |
aritmie | Onregelmatige hartslag. |
arthritis | Gewrichtsontsteking. |
aseptisch | Vrij van ziektekiemen. |
astma | Chronische ontsteking van de luchtwegen. Door de ontsteking vernauwen de luchtwegen, waardoor ze prikkelbaarder worden. |
auriculair | Met betrekking tot het oor. |
atopie | Overgevoelige reactie op stoffen in de omgeving of in de lucht. |
autosomaal | Ziektes waarvan de oorzakelijke genen op een autosoom gelegen zijn, vertonen geen geslachts-afhankelijk verdelingspatroon. Met andere woorden, het komt voor bij zowel poezen als katers. |
AV block | Vertraging of blokkade van de hartprikkel-geleiding via de atrio-ventriculaire knoop gelegen tussen de boezems en de kamers van het hart. |
axon | Een axon (van het Griekse woord voor as) is een uitloper van een neuron die elektrische impulsen geleidt. Het zijn de primaire elementen van informatieoverdracht in het zenuwstelsel. |
bacteriostatisch | De bacterie groei remmend. |
BAER test | Brain Stem Auditory Evoked Response. Test om bij (witte) katten te achterhalen of zij volledig horend zijn. |
biochemisch | Met betrekking tot de chemische omzetting van stoffen in levende wezens. |
biopsie | Medische handeling waarbij een stukje weefsel uit het lichaam verwijderd wordt om onderzocht te worden op eventuele afwijkingen. Een biopsie stelt de onderzoeker vooral in staat om kwaadaardige weefsels te onderscheiden van goedaardige tumoren in soorten van celsamenstelling, structuur, grootte etc. |
blaasgruis | Blaasgruis bestaat uit kleine kristallen (struviet) die in de blaas worden gevormd uit ammonium, fosfaat en magnesium. |
blepharitis | Ontsteking van een ooglid. |
bloeddyscrasie | Bloedbeeldafwijking. |
bradycardie | Abnormaal langzaam of onregelmatig hartritme. |
bronchopneumonie | Longontsteking. |
bronchoscopie | Endoscopie van de longen. |
calcium | Kalk. Calcium vormt een belangrijk deel van het skelet, maar vervult ook vele andere functies in het lichaam o.a. in het zenuwstelsel en in de bloedstolling. Verandering in de normaalwaarde van de het calcium-gehalte in het bloed kunnen passen in vele uiteenlopende ziektebeelden zoals bijvoor beeld bij nierfalen en de ziekte van Addison. Maar ook kan er verandering optreden na toediening van bepaalde medicijnen (corticosteroiden). |
calici virus | Eén van de virussen die niesziekte kunnen veroorzaken. |
carcinogeen | Kankerverwekkend. |
cardiologisch | Betreffende het hart. |
cardiovasculair | Betreffende hart en bloedvaten. |
cerebellaire ataxie | Aandoening omschreven als 'trilkitten'. |
cerebellaire hypoplasie | Aandoening omschreven als 'trilkitten'. |
chlamydiae | Bacterie die niesziekte kan veroorzaken. |
chloor | Elektrolyt. Samen met Kalium en Natrium komt Chloor in bepaalde concentraties in het bloed voor Afwijkingen in de waarden kunnen optreden bij langdurige spijsverteringsklachten zoals braken en/of diarree en bij veel drinken en plassen. Bij verlaging van de hoeveelheid zouten in het bloed zal het dier zich erg slap voelen. Deze dienen dan ook snel te worden aangevuld door middel van infuus en/ of een geconcentreerd voer. Afwijkende waarden kunnen ook specifieke aanwijzingen geven voor het bestaan van ziekten van de bijnier. |
colitis | Ontsteking van de dikke darm. Colitis wordt meestal veroorzaakt door een verschuiving van het bacterie-evenwicht in de dikke darm ten gevolge van gebruik van antibiotica. Colitis wordt gekenmerkt door lichte tot hevige diarree met bloedverlies gepaard gaand met koorts en buikpijn. |
colonscopie | Endoscopie van de darmen. |
complicatie | Bijverschijnsel dat een aandoening of ziekte erger maakt |
congenitaal | Aangeboren, erfelijk. |
conjunctiva | Bindvlies: een slijmvlies dat het oogwit en de binnenste zijde van de oogleden bedekt. |
conjunctivaalzak | Stukje rood slijmvlies dat tussen de wimpers van het onderooglid en het oog zit. |
conjunctivitis | Bindvliesontsteking. |
contactdermatitis | Ontstekingsreactie van de huid veroorzaakt door irriterende stoffen of allergenen. |
convulsie | Aanval. |
cornea | Hoornvlies (oog). |
cornea-epitheel | Buitenste laag van het hoornvlies (oog). |
corneale sekwester | Aandoening aan het oog. Het eerste symptoom is een diffuse afzetting van bruin pigment in het hoornvlies. Later vormt zich dan een, meestal blinkende, zwartbruine plek. In de loop van de volgende weken kan er een witte schijn rond de plek komen (oedeem), ook bloedvaten kunnen verschijnen. |
corticosteroïden | Hormonen die van nature door de bijnierschors worden aangemaakt. In de geneeskunde worden synthetische corticosteroïden als geneesmiddel gebruikt bij het onderdrukken van allerlei verschillende ontstekingen en allergieën in het lichaam. |
cryptorchidie | Het verborgen zijn van één (=monocryptorchidie) of beide teelballen. |
cutaan | Op de huid. |
Cysteuze Endometrium Hyperplasie (CEH) | Door progesteron wat na elke ovulatie (eisprong) geproduceerd wordt door de ovaria kan het slijmvlies in de baarmoeder gaan verdikken en cysteus worden. Dit kan uiteindelijk in een baarmoederontsteking uitmonden. |
cystitis | Blaasontsteking. |
cystoscopie | Endoscopie van de blaas via de plasbuis. |
darminvaginatie | Wanneer een stuk van de darm in het daaropvolgende deel van de darm schuift. |
dentaal | Met betrekking op het gebit. |
depressie | Neerslachtigheid. |
dermatitis | Huidaandoening (eczeem). |
diureticum | Plaspil oftewel middel dat de uitscheiding van water door de nieren bevordert. Het gevolg hiervan is een verhoogde productie van urine. |
dominant verervend | Eén allel is voldoende om de eigenschap zichtbaar te laten worden. |
dopamine | Chemische stof uit het bijniermerg dat de output van het hart, de nierdoorbloeding en de urineproductie in de nieren bevordert, en de borstklierontwikkeling en melkproductie remt. |
dwangvoederen | Het tegen de wens van de individu inbrengen van voedsel. Dit kan zijn omdat een dier om medische redenen dringend voedsel nodig heeft. Maar ook om commerciële redenen zoals bij ganzen, die door overmatige voeding vette levers ontwikkelen die als delicatesse worden verwerkt in bijvoorbeeld patés. |
ecthyma | Bekschurft. |
ectropion | Aandoening waarbij het onderste ooglid naar beneden hangt. |
elektrolyten | De in het bloed en lichaamsvloeistoffen opgeloste zouten (kalium, natrium, chloride, calcium, magnesium, bicarbonaat, fosfaat) die aldaar in ionen zijn gesplitst. |
ELISA | Enzyme Linked Immunosorbent Assay. Test om de aanwezigheid van een virus aan te tonen. Door de binding van specifieke antilichamen aan de virusdeeltjes wordt de uitslag van de test zichtbaar in de vorm van een kleuromslag ten gevolge van een enzymatische reactie. |
emetisch effect | Misselijkheid; braken. |
endocarditis | Ontsteking van het hartvlies. |
endometritis | Ontsteking van de binnenwand van de baarmoeder. |
endoscopie | Bij endoscopie wordt via een cameraatje in gekeken in bv de slokdarm, maag, 12-vingerige darm, dikke darm, de neus, de longen en de luchtwegen, de slokdarm en de maag. Tijdens de endoscopie worden kleine hapjes genomen van het slijmvlies (biopten) voor nader onderzoek. |
enteritis | Ontsteking van de ingewanden. |
entreactie | De reactie van het dier op het 'aanslaan' van de entstof, (waardoor de antistoffen-produktie op gang komt). Deze reactie kan heftiger zijn als het dier 'niet lekker in z'n vel zit' door stress of andere ziekten, of bij een verkeerde dosering of toediening. |
entropion | Aandoening aan het oog waarbij een deel van of heel de ooglidrand naar binnen krult. |
erytheem | Rode kleurverandering van de huid, ontstaan als gevolg van vaatverwijding. |
euphorie | (Euforie). Gevoel van zeer groot welbehagen. |
euthanasie | Laten 'inslapen' ofwel het beëindigen van het leven van dier of mens, met als doel een einde te maken aan uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt. |
excipiëntia | Hulpstoffen (bv in een medicijn). |
exostose | Een benige uitwas van het bot, bedekt met een kraakbeenkap. |
expectorantia | Middelen die het ophoesten van slijm en vocht uit de luchtwegen bevorderen of middelen tegen de hoest. |
Fading Kitten Syndrome | Algemene term voor het overlijden van kitten, spontaan en vrij kort na de bevalling zonder direct aanwijsbare reden. Dit kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van fokken met dieren met conflicterende bloedgroepen. |
fagocytose | Vernietiging door een cel van schadelijke bestanddelen die in het levend weefsel zijn binnengedrongen. |
Feline Aerosol Chamber | Puffertje voor de kat. |
feline fibrosarcoma | Kwaadaardige tumor van het bindweefsel. Wordt ook wel geassocieerd met vaccinaties. |
FIV | Feline Immuundeficiëntie Virus. Kattenaids. |
foetotoxisch | Schadelijk voor de ongeboren vrucht. |
fytotherapeuticum | Geneesmiddel enkel gewonnen uit planten. |
gastro-intestinaal | Met betrekking tot de maag en de darm. |
gastroscopie | Endoscopie van de maag. |
geattenueerd | bv als in 'levend geattenueerd virus': verzwakt. |
gen | Een gen draagt de informatie voor een specifieke erfelijke eigenschap in een cel en bestaat uit 2 allelen. |
glaucoom | Oogdrukverhoging. |
glucocorticosteroïden | Hormonen die van nature door de bijnierschors worden aangemaakt en een belangrijke rol spelen bij de reactie op stress en de koolhydraat- eiwit- en vetstofwisseling. |
glucose | Suiker. Het bloedsuikergehalte wordt onder andere beïnvloed door het tijdstip van de laatste maaltijd. Wanneer het dier kort voor bloedafname nog gegeten heeft, zullen de waarden hoger zijn dan wanneer een dier nuchter is. Bij verhoging van de glucosewaarde kan er sprake zijn van suikerziekte, maar ook van allerlei andere aandoeningen. Bij een te lage glucosewaarde zal de kat slapte vertonen. Hier zijn vele oorzaken voor bekend, onder andere een periode van vasten, slechte (of nog onderontwikkelde) darm/leverfunctie en bloedvergiftiging. |
glycosurie | Glucose in de urine. |
haematoom | Bloeduitstorting. |
haemolyse | Ontbinding van de rode bloedlichaampjes. |
hartglycosiden | Middelen die de pompkracht van het hart bevorderen. |
hematologisch | Met betrekking tot de leer van het bloed. |
hernia | De uitstulping van een orgaan of weefsel uit de lichaamsholte waar het normaliter in ligt. |
hernia diafragmatica | Een hernia waarbij een sprake is van een opening ('breuk') in het middenrif. |
hyperesthesie | Overgevoeligheid voor onder andere pijn, door een verhoogde prikkelbaarheid van de gevoelszenuwen van het gehele lichaam, of van een enkel lichaamsdeel (tegengestelde van anesthesie). |
hyperglykemie | Te hoog gehalte aan bloedsuiker. |
hypoadrenocorticisme | (Ziekte van Addison). Onvoldoende werking van de bijnierschors, waardoor onder andere moeheid, diarree, braken, krachteloosheid, vermagering en bloedarmoede ontstaan |
hypofyse | Klier aan de onderzijde van de hersenen, die o.a. groeihormoon produceert en de schildklier aanstuurt. |
hypoglykemie | Te laag gehalte aan bloedsuiker. |
hyperphosphataemia | Een verhoogd gehalte aan fosforverbindingen in het bloed. |
idiopatisch | Zonder bekende oorzaak. |
IE, I.E. | Afkorting van Internationale Eenheid. Dit is een maateenheid voor een hoeveelheid van een stof, gebaseerd op gemeten biologische activiteit (of effect) |
IFA test | Indirect Fluorescent Antibody test. Een manier van testen waarmee antilichamen kunnen worden aangetoond. |
ileus | Darmafsluiting. Bijvoorbeeld door een vreemd voorwerp, een tumor of een verandering in ligging van de darm (als gevolg van een invaginatie). |
incubatietijd | De tijd tussen de besmetting met het virus en de eerste ziekteverschijnselen. |
immuunsysteem | Verdedigingssysteem van het lichaam met als doel indringers of veranderde eigen cellen te bestrijden. |
in vitro | Kunstmatig kweken van levende weefsels buiten het lichaam. |
inflammatoir | Betrekking hebbende op een ontsteking. |
inflammatory bowel disease (IBD) | Chronisch ontstoken cellen in maag en/of darmen. |
intestinaal | Betreffende de ingewanden. |
intra-articulair | Manier van injecteren: de vloeistof wordt in een gewricht ingebracht. |
intracardiaal | Manier van injecteren: de vloeistof wordt in het hart ingebracht. |
intramusculair (i.m.) | Manier van injecteren: de vloeistof wordt in een spier ingebracht. |
intraperitoneaal | In de vrije buikholte. |
intranasaal | In de neus inbrengen (neusdruppelen). |
intraveneus (i.v.) | Manier van injecteren: de vloeistof wordt in de ader ingebracht. |
kalium | Elektrolyt. Samen met Natrium en Chloor komt Kalium in bepaalde concentraties in het bloed voor. Afwijkingen in de waarden kunnen optreden bij langdurige spijsverteringsklachten zoals braken en/of diarree en bij veel drinken en plassen. Bij verlaging van de hoeveelheid zouten in het bloed zal het dier zich erg slap voelen. Deze dienen dan ook snel te worden aangevuld door middel van infuus en/ of een geconcentreerd voer. Afwijkende waarden kunnen ook specifieke aanwijzingen geven voor het bestaan van ziekten van de bijnier. |
katabolisme | Stofwisseling in het lichaam waarbij stoffen worden afgebroken tot kleinere deeltjes, waardoor er energie vrijkomt. |
keratitis | Oogbindvliesontsteking. |
kreatinine | Kreatinine is een afbraakproduct van de spierstofwisseling. Kreatinine wordt dus gevormd in de spieren en het wordt uitgescheiden door de nieren. Wanneer het kreatininegehalte in het bloed stijgt, zegt dit iets over de nieren die deze stof minder goed kunnen uitscheiden. Het gehalte stijgt echter pas wanneer al 60 % van de nierfunctie verloren is gegaan. De meest voorkomende oorzaken voor verhoogde kreatininewaarde in het bloed: verminderde nierfunctie, uitdroging, zeer getrainde dieren. |
lactatie | Melkgift. |
laryngitis | Strottenhoofd ontsteking. |
laryngoscopie | Endoscopie van de mond en keel voor onderzoek van de strottehoofd (larynx) en de stembanden. |
laxans | Laxeermiddel: een middel dat via de mond of via de anus kan worden ingegeven om de ontlasting te bevorderen. |
LD50 | Statistisch vastgestelde enkelvoudige dosis van een stof, waarvan kan worden verwacht dat bij 50% van de dieren die de dosis hebben ontvangen de dood intreedt. |
lethargie | Lusteloosheid, apathie. |
Limping Syndrome | Stijfheid / verlamming als gevolg van besmetting met het Feline Calicivirus. |
lipidosis | Leververvetting. |
lipolysis | Afbraak van vetten. |
lithiasis | De vorming van blaasstenen. |
luxatie | Een luxatie, respectievelijk een subluxatie is een toestand waarbij het normale contact tussen twee gewrichtsuiteinden geheel, respectievelijk gedeeltelijk verloren is gegaan. |
lymfocyt | Witte bloedcel in het bloed en de lymfklieren, die antilichamen produceert en cellen immuun maakt. |
lymfocytose | Verhoogd aantal lymfocyten in het bloed. |
lymfopenie | Verlaagd aantal lymfocyten in het bloed. |
M |
|
maagtorsie | Kanteling van de maag om de as. |
magistrale bereiding | Het bereiden van geneesmiddelen in de apotheek zelf. |
mastitis | Uierontsteking. |
maternaal | van de moeder |
menginfectie | Infectie door meerdere ziektekiemen. |
mineralocorticosteroïden | Hormonen die van nature door de bijnierschors worden aangemaakt en die vooral invloed hebben op de water- en zouthuishouding, |
mucolyticum | Slijmoplossend middel. |
mutageen | Verandert het erfelijk materiaal in het lichaam. |
mydriasis | Verwijding van de pupil van het oog. |
mydriaticum | Middel om de pupil wijder te maken. |
myopathie | Algemene naam voor ziekten van de spieren. |
narcose | Volledige verdoving waarbij de patiënt buiten bewustzijn is. |
natrium | Zout. Samen met Kalium en Chloor komt Natrium in bepaalde concentraties in het bloed voor Afwijkingen in de waarden kunnen optreden bij langdurige spijsverteringsklachten zoals braken en/of diarree en bij veel drinken en plassen. Bij verlaging van de hoeveelheid zouten in het bloed zal het dier zich erg slap voelen. Deze dienen dan ook snel te worden aangevuld door middel van infuus en/ of een geconcentreerd voer. Afwijkende waarden kunnen ook specifieke aanwijzingen geven voor het bestaan van ziekten van de bijnier. |
nefrotoxiciteit | Vergiftiging van de nieren. |
neonaat | Pasgeborene. |
nodulair | Knobbelachtig. |
neurotransmitter | Een neurotransmitter is een molecuul dat wordt gebruikt voor de signaaloverdracht tussen zenuwcellen ('neuronen') in het zenuwstelsel. |
neutrofilie | Kleurbaar met neutrale kleurstoffen |
neutropenie | Tekort aan witte bloedlichaampjes. |
oedeem | (Waterzucht). Stoornis in de afvoer van lichaamsvocht, dat zich daardoor tussen de cellen ophoopt en zwelling veroorzaakt. |
oesofagus | Slokdarm. |
oestrus | Periodieke staat van seksuele opwinding bij het vrouwtjesdier van de meeste zoogdiersoort (mensen uitgezonderd), die onmiddellijk voorafgaat aan de eisprong en waarin het vrouwtjesdier het meest ontvankelijk is voor paring. |
off-label-use | De term off-label-use (OLU) staat voor ieder gebruik van een (dier)geneesmiddel anders dan bij de registratie is bepaald en in de registratiebeschikking of Samenvatting van Product Kenmerken (SPC) is beschreven. Alhoewel hieronder dus andere doseringen, andere behandeltijden en andere indicaties worden verstaan, betreft OLU met name het gebruik van (dier)geneesmiddelen bij andere dan de geregistreerde diersoorten. |
oraal | Via de mond / bek. |
osteomyelitis | Ontsteking van het beenmerg, die zich uitbreidt in de botten. |
osteopathie | Alternatieve geneeswijze, die gebruik maakt van manuele handelingen. |
osteoporose | Botontkalking. |
othaematoom | Bloeduitstorting (= haematoom) in de oorschelp. Ook wel bloedoor genoemd. |
otitis externa | Ontsteking van de uitwendige gehoorgang. |
otitis media | Middenooronsteking. |
otodectes cynotis | Oormijt. |
otoscopie | Endoscopie van het oor. |
ototoxiteit | Beschadiging van het gehoor door een chemische stof. |
ovario-hysterectomie | Een operatie waarbij naast de eierstokken ook de baarmoeder wordt verwijderd. |
oxytocine | Hormoon dat voorkomt in alle zoogdieren. Het is bekend om zijn functie bij het opwekken van de bevalling en de melkgift. |
pancreas | Alvleesklier. Zorgt voor de productie en afscheiding van spijsverteringsenzymen, insuline, glucagon en somatostatine. |
pancreatitis | Alvleesklierontsteking. |
papulae | Kleine oppervlakkige verhevenheden, maximaal 1 tot 2 centimeter groot. De verhevenheid is niet wegdrukbaar en bevat geen vocht. (Meervoud van papula.) |
parasympaticolyticum | Middel met werking op het parasympatisch zenuwstelsel. |
parasympatisch zenuwstelsel | Deel van het autonome zenuwstelsel dat regulerend en stimulerend werkt op de stofwisseling (speekselklieren, maag, galblaas, darmen) en de uitscheiding (nieren en blaas). Het remt gedeeltelijk de activiteit van het andere deel van het autonome zenuwstelsel (sympatisch zenuwstelsel). Bron: dokterdokter.nl |
parenterale toediening | Toediening anders dan oraal, bijv. subcutaan, intramusculair of intraveneus. |
pathogenese | Het meestal stapsgewijze ontstaan of ontwikkelen van een aandoening. |
periodontaal | Rond de tanden. |
periodontitis | Ontsteking van de weefsels die de tanden op hun plaats houden. |
periost | Beenvlies. |
peritonitis | Buikvliesontsteking. |
perivasculair | Rondom de vaten. |
persisterend | Aanhoudend. |
plasma | Het bloed zonder de bloedcellen. |
pleura | Longslijmvliezen |
pneumonie | Pleuritis. Een pneumonie staat voor ontsteking van het werkzame longparenchym (parenchym is het werkzame weefsel). |
polydipsie | Verhoogde behoefte aan water. |
polyphagie, polyfagie | Vraatzucht. |
polyurie | Vermeerderde urinelozing. |
porcien | Van het varken. |
post oestrum | Na de eisprong. |
post partum | Na de bevalling. |
pre-medicatie | 'Roesje' alvorens de narcose of het euthanasiemiddel wordt toegediend. |
probiotica | Lichaamseigen bacteriën die helpen de darmflora gezond te houden of te maken. Wanneer een darmflora gezond is is de weerstand van de darmen hoger en zijn deze minder gevoelig voor ziekmakende bacteriën. Probiotica verdringen ziekmakende bacteriën, neutraliseren giftige stoffen, en verbeteren de spijsvertering. Daarnaast stimuleren zij de weerstand. |
profylaxe | Preventief middel. |
progesteron | Een vrouwelijk geslachtshormoon dat door het corpus luteum (gele lichaam in de eierstok) in de tweede fase (luteale fase) van de menstruatiecyclus en in grotere hoeveelheden tijdens de zwangerschap door de placenta wordt geproduceerd. |
prolactine | Hormoon om eicellen tot ontwikkeling te laten komen, borstklierweefsel te ontwikkelen en de melkproductie na de geboorte op gang te brengen. |
prostaglandine | Hormoon dat werkt op lokaal niveau in het reguleren van ontsteking, verwijding en vernauwing van bloedvaten (vasodilatatie en vasoconstrictie), pijn en koorts. Voorts beschermen ze de maagwand tegen de zure maaginhoud. |
pruritus | Jeuk zonder waarneembare huidafwijking. |
pseudomonas aeruginosa | Een aerobe gramnegatieve bacterie die berucht is bij de wondinfectie van brandwonden. Ook is het beschreven als een mycoparasiet (parasiet op schimmels). Deze bacterie is berucht in ziekenhuizen. |
puffertje | Feline Aerosol Chamber. Hulpmiddel om verlichtende medicijnen in te laten ademen bij katten met astma of bronchitis. |
purulent | Waarbij etter/pus wordt gevormd. |
pyelonephritis | Ontsteking van nier en nierbekken. |
pyodermie | Etterige bacteriële infectie van de huid. |
pyometra | Baarmoederontsteking. |
quinolonen | Groep van synthetische antibacteriële middelen, waaronder cinoxacine, ciprofloxacine, nalidixinezuur, norfloxacine en ofloxacine vallen. |
radiologie | Radiologie is het medisch specialisme dat zich bezig houdt met het opzoeken van de aard en de plaats van een ziekte, letsel of aandoening door middel van stralen of golven. De meest gebruikte stralen zijn de röntgenstralen of X-stralen (röntgenfoto's, CT-scan), maar tegenwoordig wordt ook meer en meer gebruik gemaakt van geluidsgolven (echografie) en magnetische velden (NMR,MR of MRI (-scan)) |
recessief verervend | Twee allelen zijn nodig om de betreffende eigenschap zichtbaar te maken, 1 van de vader plus 1 van de moeder. |
recidiveren | Heroptreden van verschijnselen, activiteiten, ziekten enz. |
rectoscopie | Endoscopie van de darmen. |
regeneratie | Herstel. |
respiratoir | Betreffende de luchtwegen. |
reticuloperitonitis traumatica | Traumatische gastritis. |
reversibel | Omkeerbaar (herstellend naar de voorafgaande toestand). |
rhinitis | Ontsteking van het neusslijmvlies. |
rhinoscopie | Endoscopie van neusgaten en voorhoofdsholte. |
rhinotracheïtis virus | Een herpesvirus dat niesziekte kan veroorzaken. |
septicaemie | Bloedvergiftiging. |
schrompelnier | Nierprobleem. Door bindweefselvorming trekt de nier samen. |
secretie | Afscheiding door een cel of orgaan van stoffen die een functie hebben in het buitenmilieu. |
sedatie | Minimale verdoving, bijvoorbeeld bij scheren, foto's nemen, of bij dieren niet om welke reden dan ook niet makkelijk te hanteren zijn. |
sensibilisatie | Vorming van antistoffen tegen een lichaamsvreemde stof, zoals een bacterie, na een eerste contact hiermee. |
serotonine | Stof die voor diverse functies in het lichaam verantwoordelijk is zoals spierspanning, eetlust, slaap, geheugen, stemming. Serotonine zorgt ook voor de overdracht van signalen tussen de hersencellen, het behoort dan ook tot de zogenaamde neurotransmitters. |
sfincter-insufficiëntie | Ontoereikende werking van een sluitspier. |
slickerborstel | Borstel om loszittende haren te verwijderen, met name bij (half)langharige rassen. |
spenen | De overgang van de vloeibare (moeder)melk naar vaste voeding. |
spieratrofie | Het dunner en kleiner worden van spieren. |
solvens | Oplossend geneesmiddel |
Somogyi-effect | Een plotselinge sterke stijging van de bloedglucosewaarde nadat deze 's nachts te laag is geweest (hypoglykemie). De stijging ontstaat doordat er stresshormonen vrijkomen. |
sonde | Buisje waarmee vocht uit het lichaam wordt afgevoerd of erin gebracht.Bijvoorbeeld sonde als in sondevoeding: een ca. 50 cm. lang en 1,5 of 2,1 mm. dun doorzichtig slangetje waarmee moedermelk-vervangende preparaten direct in het maagje van het kitten gebracht kunnen worden. |
SPC | Summary of Product Characteristics. Samenvatting van de productinformatie en een voorloper van de bijsluiter. Het verschil met een bijsluiter is dat in de SPC vakjargon wordt gebruikt en dat voor de bijsluiter de leesbaarheid is aangepast in patient-vriendelijke bewoordingen. |
steroïde | Een organische verbinding waartoe o.a. vitamine D, galzuur en geslachtshormonen behoren. |
stomatitis | Tandvleesontsteking. |
struviet | Blaasgruis. |
subcutaan (s.c.) | Manier van injecteren: de vloeistof wordt in het onderhuidse vetweefsel gebracht. Er wordt gebruik gemaakt van een korte naald die geplaatst wordt in een plooi in de huid die met de vingers wordt gemaakt. |
suspensie | Vloeistof waarin een andere stof in zeer kleine deeltjes verdeeld zweeft. |
sympathicomimeticum | Middel met opwekkende werking van het autonoom zenuwstelsel. |
symptoom | Ziekteverschijnsel dat enige betekenis heeft voor de herkenning van een ziekte. |
Syndroom van Waardenburg | Aangeboren afwijking die wordt gekenmerkt door gehoorsverlies en veranderingen in huid- en haarpigment (denk hierbij bv aan witte katten waarbij dit syndroom nogal eens voor komt). |
synovia | Gewrichtsvloeistof. |
tachycardie | Hartritmestoornis. |
taptemelk | Afgeroomde melk. |
teratogeen | Vermogen tot beschadiging of misvorming (teros = monster) van de ongeboren vrucht (= embryo = foetus) tijdens de zwangerschap. Teratogene bijwerkingen van medicijnen kunnen tijdens de zwangerschap leiden tot: - abortus (= miskraam) - misvormingen van de vrucht - voortijdige en/of moeilijke bevalling - lichamelijke en geestelijke ontwikkelingsstoornissen na de geboorte. |
theophylline | Een geneesmiddel bij bepaalde longziekten. |
tonsillitis | Amandelontsteking. |
tracheoscopie | Endoscopie van mond, keel en luchtpijp. |
transponder | Identificatiechip voor huisdieren. |
trombocytose | Verhoogd aantal bloedplaatjes. |
ulcer | Zweer. |
uremie | Bloedvergiftiging als gevolg van een verhoogd ureum-gehalte van het bloed. Mogelijke oorzaak is o.a. een verminderde nierfunctie. |
urethra | Plasbuis, urineleider. |
urethraal | Met betrekking op de urineleider(s) |
ureum | Ureum is een afbraakproduct van de eiwitstofwisseling. Het wordt gevormd in de lever en grotendeels uitgescheiden door de nieren. De bepaling van het ureumgehalte in het bloed geeft informatie over de nierfunctie, eiwitstofwisseling en/ of eventuele uitdroging van het lichaam. Een te hoge reumwaarde in het bloed is afwijkend. De meest voorkomende oorzaken voor deze afwijking zijn: verminderde nierfunctie, uitdroging, koorts, een hoog eiwit gehalte in de voeding. |
urogenitaal | Met betrekking tot de urinewegen en de geslachtsorganen. |
urolithiasis | Vorming en/of aanwezigheid van nier- of blaasstenen (urolieten) in de urinewegen (zie ook struviet). |
urticaria | Medische naam voor netelroos of galbulten. Een zich in korte tijd ontwikkelende, vaak heftig jeukende uitslag van de huid, die begint met rode vlekjes en daarna in verdikte bleke plekken kan overgaan. De huidafwijkingen kunnen al of niet samenvloeien tot grotere vlakke plakkaten. |
uterus | Baarmoeder. |
uveitis | Irisontsteking. |
vaccinatiesarcoom | Een kwaadaardig gezwel, ontstaan op de plek van en door vaccinatie. |
vaginitis | Ontsteking van de vagina. |
vroegcastratie | Castratie op een leeftijd tussen de 8 en 16 weken. |
Dit glossarium is ontwikkeld ten behoeve van
© 2011 - 2014 Moeshoek producties |
Bekijk de statistieken